Blog Archives

Latest Posts

Monthly

Categories

All Posts in Uncategorized

November 23, 2015 - Comments Off on Hello world!

Hello world!

Nederlanden

Zo'n 2000 jaar geleden bestond de kust van Nederland en België uit een brede duinenrij die hier en daar onderbroken werd door zeegaten waardoor rivierwater in zee uitstroomde. Achter de duinenrij lag een met kreken dooraderd schorren- en slikkenlandschap dat uit natte klei of veen bestond. Al voor de Romeinse tijd hebben mensen sommige van deze gebieden, bijvoorbeeld in Friesland, in gebruik genomen door terpen en eenvoudige dijkjes aan te leggen.

De Romeinen begonnen met de aanleg van dijken en dammen om de loop van sommige rivieren te veranderen zodat ze beter bruikbaar werden voor vervoer per schip. Met afwateringskanalen werden op sommige plaatsen gebieden ontwaterd en geschikt gemaakt voor landbouw. Na het vertrek van de Romeinen uit de Lage Landen zijn deze waterbouwkundige werken in verval geraakt. Natuurlijke processen maakten dat het schorren- en slikkenlandschap zich kon herstellen.[6]

In de zevende eeuw werd een begin gemaakt met het aanleggen van dijken ter bescherming tegen de zee. Rond het jaar 1000 maakte men in het rivierengebied van de Nederlanden een aanvang met de aanleg van dijken om de loop van rivieren te beheersen. Het gebied dat in de twee eeuwen daarna bedijkt werd, wordt wel "Oudland" genoemd. Het hier aanwezige veen klonk door ontwatering zoveel in dat er soms reliëfinversie optrad; de zandbodems van de getijdekreken kwamen dan uiteindelijk hoger te liggen dan het omringende maaiveld. Het gebied dat na circa 1200 werd bedijkt, wordt "Nieuwland" genoemd. Dit waren kwelders waar het veen al verdwenen was en waar slechts geringe inklinking optrad. In het rivierengebied vond veel van de bedijking plaats in het kader van de Grote Ontginning. In het jaar 1014 werd de kust getroffen door een stormvloed waarna men met name in Zeeland en Friesland begon met de aanleg van zeedijken. Omstreeks de twaalfde eeuw kwam het waterbeheertoezicht en de controle op het onderhoud van dijken en andere waterwerken in handen van heemraden, aanzienlijke burgers die het waterbeheer van verschillende gebieden op elkaar afstemden. Later kwamen hier waterschappen of hoogheemraaadschappen uit voort.

In de twaalfde eeuw werd ook duidelijk dat dijkenbouw gevolgen had voor het landschap. Zo begon het Zwin dicht te slibben door de bedijking. In 1250 was de Westfriese Omringdijk aangelegd die ten noorden van Alkmaar een groot gebied moest beschermen tegen het opdringende water van de Zuiderzee. In 1277 was het landschap dusdanig veranderd door menselijke invloeden dat de duinen niet meer voldoende bescherming boden, wat tot het ontstaan van een nieuw type dijk leidde: de zeedijk.[6] In dat jaar brak de dijk bij Jansum en Wilgum door waardoor de Dollard ontstond. In dezelfde periode werden in de zuidelijke en noordelijke Nederlanden steeds meer rivieren bedijkt om ervoor te zorgen dat de stroom niet meer ver buiten zijn oevers zou treden.

Sint–Elizabethsvloed in 1421, ~1490-1495, Meester van de Heilige Elisabeth-Panelen.
De strijd tegen het water was een moeizaam en taai gevecht, mede omdat de effecten van de ingrepen niet altijd ingeschat konden worden. Bedijking van kwelder- en kustveengebieden zorgde ervoor dat tijdens stormen het zeewater niet meer over de kwelders kon uitstromen. Hierdoor steeg de stormvloedhoogte, waardoor de kans op dijkdoorbraken toenam. Deze vonden dan ook veelvuldig plaats.

In het jaar 1404 waren er dijkdoorbraken die Zeeland en Vlaanderen treffen en in West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen zorgden voor een landverlies van 3000 hectare. De graaf van Vlaanderen gaf opdracht tot aanleg van de Graaf Jansdijk die nog steeds bestaat. Om het werk aan de dijken en sluizen te coördineren, werden in Vlaanderen wateringen opgericht die als voorbeeld dienden voor de waterschappen en heemraadschappen in Holland en Friesland. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en daarmee heeft het grote invloed gehad op de geschiedenis, onder meer door de collectiviteit die noodzakelijk was bij de bescherming van het in gebruik genomen land tegen het water. Dit heeft voor een mentaliteit en bestuurvorm gezorgd die, met de de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen, heeft bijgedragen aan het latere succes van de Nederlandse handel. In 1440 begon men in Noord-Holland met het stutten van dijken met houten planken ter versteviging. Een dijk bleef zo beter op zijn plaats en brak minder snel door. Deze dijken werden in de Kop van Noord-Holland Holzungen genoemd.

In de zestiende eeuw begon men steeds vaker zeedijken op door dijkval bedreigde plaatsen te voorzien van een extra inlaagdijk. Ook werden meer afdekmaterialen gebruikt om dijken te verbeteren. In het jaar 1555 brak de laatste dijk rond de stad Reimerswaal waardoor het water tot aan de stadsmuren kwam te staan. In 1570 was er voor de derde maal een allerheiligenvloed, deze veroorzaakte massale dijkdoorbraken met vele honderden doden en tienduizenden daklozen. In Friesland worden de dijken onder leiding van de Spaanse krijgsoverste Caspar de Robles hersteld.

In de Zuidelijke- en Noordelijke Nederlanden werden in kader van belegeringen en ter bescherming in de Tachtigjarige Oorlog regelmatig dijken doorgestoken. In het jaar 1574 gebeurde dit rond de stad leiden tijdens het Leidens ontzet. Het doorsteken van de dijken had bij zoet rivierwater als bijeffect dat het land vruchtbaarder werd door depositie van sedimenten. Zeewater daarentegen zorgde voor jaren van gedwongen braaklegging. Gedurende het Twaalfjarig Bestand werd in West-Zeeuws-Vlaanderen veel land opnieuw bedijkt om de vruchtbare grond opnieuw in gebruik te kunnen nemen voor de landbouw. 17.500 hectare werd zo opnieuw gewonnen, gelijk aan 60% van de totale oppervlakte van West-Zeeuws-Vlaanderen. Het bedijken stopte noodgedwongen toen in 1621 de oorlog hervat werd.[7] In 1675 brak de Westfriese Omringdijk, dat was de laatste maal dat in de kop van Noord-Holland een ernstige overstroming plaatsvond. In de eerste helft van de achttiende eeuw bleek in de Noordelijke Nederlanden de houten dijkbeschoeiing door de paalworm zodanig aangetast dat deze overal vervangen moest worden de stortsteen. In de achttiende en negentiende eeuw werd de techniek om zeedijken te versterken met matten verder verbeterd.[8]

Op 3 oktober 1944 hebben de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog de dijken bij Walcheren doorgestoken om zo het eiland onder water te zetten. In het jaar 1953 zijn in het zuidwesten van Nederland veel dijken doorgebroken. Deze gebeurtenis wordt de watersnoodramp genoemd. Naar aanleiding van deze grootschalige overstroming is het Deltaplan opgesteld en zijn de deltawerken in Zeeland en Zuid-Holland aangelegd. De veiligheidsnormen voor de dijken zijn in Nederland bijgesteld en sindsdien wordt er meer aandacht besteed aan het dijkonderhoud.[9]

In Vlaanderen waren er in 1976 overstromingen doordat de Schelde buiten haar oevers trad. De rand van de stad Antwerpen en een deel van de provincie West-Vlaanderen kwamen onder water te staan. Om te voorkomen dat de Schelde nog eens buiten haar overs zou treden, heeft de Belgische overheid het Sigmaplan ontwikkeld. Het Sigmaplan moet ervoor zorgen dat de Scheldedijken opgewassen zijn tegen stormvloeden.[10]